Hilversums Dennenheuvel weigert vrouw met hulphond in restaurant

Foto: Pxhere

Afgelopen week deed het College voor de Rechten van de Mens in Utrecht uitspraak in een zaak tussen Herstellingsoord Dennenheuvel in Hilversum en een inwoner van Maarssen.

Het College is in het oordeel kritisch en meent dat Dennenheuvel een verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap door haar de toegang tot het restaurant te ontzeggen met haar hulphond.

Geen probleem

Een inwoner van Maarssen kwam in actie nadat haar de toegang tot het restaurant van Herstellingsoord Dennenheuvel werd ontzegd, omdat zij haar hulphond bij zich had. Ze was op bezoek bij een vriendin die daar aan het revalideren was. Enkele dagen voor het bezoek werd door de vriendin navraag gedaan en die kreeg te horen dat een bezoek met de hulphond geen probleem zou zijn. Op de dag van het bezoek werden ze alsnog verzocht het restaurant te verlaten. De inwoner nam contact op met Art.1 Midden Nederland om te onderzoeken of hier sprake was van ongelijke behandeling of discriminatie.

Valgevaar

Tijdens de zitting op 5 april jl. benoemde Dennenheuvel dat ze de vrouw de toegang had ontzegd om te voorkomen dat het valgevaar zou opleveren voor cliënten. In het oord verblijven voornamelijk oudere mensen om te revalideren. Dennenheuvel kon echter onvoldoende motiveren dat er een reëel valgevaar was in het restaurant, en meer specifiek in vergelijking met andere plekken zoals de bibliotheek, waarin ze wel mocht plaatsnemen.

Oordeel

Het College komt tot het oordeel dat Dennenheuvel jegens deze inwoner van Maarssen een verboden onderscheid op grond van handicap heeft gemaakt door haar de toegang tot het restaurant te ontzeggen met haar hulphond.

“Het VN-verdrag handicap is er sinds juli 2016 ter bescherming van mensen met een beperking en om hun mensenrechten te waarborgen. Ook de wetgeving is hierop aangepast, zodat dit ook geldt voor aanbieders van goederen en diensten. Voor mensen met een beperking is autonomie en volledig mee kunnen doen in de maatschappij heel erg belangrijk. We merken dat bedrijven, organisaties en particulieren nog steeds niet altijd goed op de hoogte zijn van dit verdrag en de wetgeving. Dan is het belangrijk dat zij hier op worden aangesproken”, aldus Michel Aben, die namens Art.1 MN deze zaak in behandeling had.